9e Zondag door het jaar.
De broertjes lopen de
wei in en ze
hoeven niet ver te zoeken, want al gauw horen ze een klaaglijk geloei.
Dat geloei komt uit de richting van de sloot. "Ik geloof dat er een koe
in de sloot zit," zegt Boris. De tweeling rent naar de sloot en ziet
een koe die tevergeefs probeert op de kant te komen. "Die is er vast
ingekukeld toen ze water wilde drinken," zegt Bas. "Wat een dom beest,"
vindt Boris, "er zijn overal van die drinkbakjes, dan ga je toch geen
slootwater drinken." "Ik ga opa Matje halen," zegt Bas en hij rent naar
het huis. Intussen is Boris naar de koe gegaan. Hij aait de koe over
haar kop en vertelt dat er hulp komt. Het lijkt of de koe het begrijpt
en wat rustiger wordt. Boris blijft doorkletsen totdat opa Matje en Bas
er zijn. Opa Matje bekijkt de situatie eens en zegt: "Die krijgen we zó
nooit eruit. Bas, we gaan een heleboel stevige touwen uit de schuur
halen en het tuig van het paard. Boris, houd jij Sjaantje rustig; dat
deed je heel goed." Even later komen opa Matje en Bas terug,
zwaarbeladen met touwen en het tuig. Opa Matje haalt het paard en doet
het tuig om. Nu moeten de touwen om de koe. Bas en Boris gaan de sloot
in; dat ze een beetje smerig worden vinden ze nu eenmaal nooit erg. Er
moeten drie dikke touwen onder de buik van de koe door. Die touwen
moeten op de rug van de koe vastgeknoopt worden. Opa Matje leert de
jongens een knoop die niet kan schuiven; anders zou de lus dichttrekken
en dat doet pijn bij de koe. Nu moet Bas uit de sloot komen en de
touwen aangeven; die worden aan het tuig van het paard vastgemaakt. Opa
Matje geeft het paard opdracht om te trekken en Boris duwt op het
achterwerk van de koe. Bas ziet dat het moeilijk gaat en plonst ook de
sloot weer in. Samen duwen de jongens en het paard trekt. Ineens komt
Sjaantje los uit de modder en loopt de kant op. Het is een heel smerige
koe die daar op de kant staat. Het zijn nog veel smeriger jongens die
in de sloot zitten. Ze zitten tot hun haren onder de modder. "Dat ging
goed," zegt Bas; hij gaat ook op de kant en Boris doet hetzelfde.
Druipend en stinkend van de modder helpen de twee jongens opa Matje met
het losmaken van de touwen. Wanneer de koe bevrijdt is, rent ze de wei
in en rolt in het gras. "Die is zó weer schoon en droog," zegt opa
Matje. "Wat een geluk hè, dat wij haar zagen," zegt Boris. "Ja,"
glundert opa Matje, "dat kun je wel zeggen." "En dat op zondag, nu
hebben we toch hard gewerkt," vindt Bas. "Maar dat kan niet anders, ook
op zondag moet je altijd iedereen helpen die in de knoei zit," legt opa
Matje uit. "Of in de sloot zit," zegt Bas. Intussen zijn Achim,
Svetlana en hun kleintjes terug van de wandeling. Achim en Svetlana
zagen uit de verte, dat er in de wei iets aan de hand was. Achim komt
de wei in en wil het hele verhaal horen.
Opa Matje zegt : "We
kunnen beter
naar binnen gaan, want die twee moeten onder de douche en droge kleren
aantrekken; zó kunnen ze niet naar huis." "Dan wordt binnen wel alles
vuil," zegt Achim, "we kunnen die twee beter eerst even afspuiten." Er
helpt geen moedertje lief aan: op het erf wordt eerst de ergste modder
van de twee jongens afgespoten. "Brrr," gilt Bas, "dat is koud." "Daar
wordt je sterk van," zegt opa Matje. Svetlana heeft intussen een paar
badlakens opgezocht. De jongens moeten hun natte kleren uittrekken en
krijgen een badlaken om. Nu eerst een lekkere warme douche. Opa Matje
zoekt voor iedere jongen een onderbroek, een trui en een overall. De
kleren zijn veel te groot; vooral in de onderbroeken kunnen de jongens
kamers verhuren! Svetlana heeft intussen de soep klaargemaakt; die
stond op de kachel te trekken; er moet nog vermicelli in en
gehaktballetjes Wanneer de tweeling droog en schoon weer te voorschijn
komt, krijgt iedereen een grote kop soep. Al gauw zijn Bas en Boris
weer lekker warm. "We gaan nog even bij Sjaantje kijken en dan gaan we
naar huis," kondigt Bas aan, wanneer hij zijn soep op heeft. "Dan doe
ik jullie kleren in een emmertje; dan kunnen jullie die meenemen en
thuis laten wassen," zegt Svetlana. "Dan zijn onze truien tenminste
morgen weer schoon en droog," zegt Boris, die er al over inzat, dat hij
de volgende dag zijn geliefde rode trui niet zou hebben. Wanneer ze
naar huis fietsen, zijn Bas en Boris het erover eens dat het een heel
fijne zondagmiddag geweest is.
Moeder is minder
blij, want zij
ontdekt dat de wasmachine helemaal vol zit en dat Bas en Boris die ook
aangezet hebben. De broertjes hebben alle was bij elkaar gegooid. Nu
heeft de tweeling in ieder geval onderbroeken zoals niemand die heeft:
mooi roze, want de truien gaven wel een beetje af! Dat interesseert Bas
noch Boris, want dat ziet toch niemand!