Bij de vierentwintigste zondag door het jaar
Dat laatste is teveel gevraagd. Bas en Boris
vertellen onmiddellijk aan alle kinderen van het 14 Oktoberplein dat ze
een prinsesje als vriendin hebben. "Hoe kom jij nu te weten of het echt
waar is," vraagt Eddy. "Dat vraag je aan de mensen van de televisie;
die kunnen dat uitzoeken,' antwoordt Monique. "Daar kun je toch zó
achterkomen," zegt Bert. Iedereen kijkt Bert aan; hoe kan dat dan? "Je
moet gewoon een erwt onder jouw matras leggen," zegt Bert, "als je die
erwt voelt en er niet van kunt slapen, ben je een prinsesje, want
alleen echte prinsesjes voelen een erwt door een matras heen." "Joh,
dat is toch een sprookje," zegt Suzan. "Dat werkt in het echt ook wel,"
zegt Bert. Gelukkig gaat nu de bel; de pauze is voorbij en de kinderen
moeten weer naar de klas. Monique hoopt maar dat iedereen straks
vergeten is, dat zij gezegd heeft dat ze misschien een prinsesje is.
Monique trekt een gezicht, ze
besluit het
spelletje maar mee te spelen, want er zal weinig anders opzitten. Bas
en Boris begeleiden Monique naar de troon. "Moet ik daarop zitten,"
vraagt Monique, "dat is doodeng, dat is veel te hoog." "Hoogheid,"
antwoordt Bas, "een prinses hoort hoog te zitten en wij houden u wel
vast." Monique wordt door Bas en Boris op de troon geholpen. "Hier is
jouw staf," zegt Bas en hij geeft een pleeborstel aan Monique. "Bah,"
zegt Monique, "dat is toch wel een schone?" "Natuurlijk is die schoon,"
zegt Boris, "we hebben hem echt goed uitgespoeld." Dat de tweeling de
pleeborstel gewoon zomaar vanachter de toiletpot thuis meegenomen
heeft, vertellen ze maar niet. "Onderdanen," roept Boris, "nu moeten
wij aan onze prinses, Monique van Overloon, geschenken aanbieden." Bas
haalt een pakje tevoorschijn; het zit gewoon in een krant verpakt en
het ziet er nu niet bepaald erg netjes uit. Monique neemt het pakje aan
en maakt het open. Bijna laat Monique het doosje vallen, maar Boris
grijpt het nog net op tijd. In het doosje zit de verzameling
muizenschedeltjes van de tweeling. "Bah," zegt Monique, "wat smerig,
dat vind ik een eng cadeautje." Dan haalt ook Boris een pakje en geeft
het aan Monique. "Dat maak ik niet open hoor," zegt Monique, "daar zal
ook wel iets smerigs in zitten." "Nee," zegt Boris, "dat is een heel
kostbaar geschenk." "Dat is vast goud," zegt Eddy, "of het zijn mooie
kettingen en armbanden." Monique moet ook dit pakje openmaken en nu
valt ze zowat van de troon af, want in dit doosje zit een grote spin.
Monique gilt van schrik en de anderen hebben veel plezier. "Dat is ook
een onderdaan," zegt Boris. "Zit u wel fijn, hoogheid," vraagt Bas.
"Ja, ik zit best," antwoordt Monique. "Doet uw prinsesselijk achterwerk
geen pijn," vraagt Boris. "Nee," antwoordt Monique, "ik zit prima."
"Dan ben je geen prinses," verklaart Bas, "want we hebben een grote kei
onder dat kussen gestopt." Monique komt van de troon af; ze vindt het
helemaal niet leuk meer. "Jij kan ook geen prinses zijn," zegt Willeke,
"we hebben aan onze vader gevraagd hoe het kan dat jij rood haar hebt."
"Hij zei, dat dat heel gewoon is en bovendien heeft onze vader geholpen
toen jij geboren werd," vertelt Helga. "Dan moeten wij Monique niet
meer met "hoogheid", maar met "laagheid" aanspreken," zegt Bas. "Dat
laten jullie hoor, stelletje snertjongens," stuift Monique op.
"Hou nu maar op," vindt Hanneke, "het is mooi
genoeg geweest; iedereen denkt wel eens, dat zijn eigen vader en moeder
niet z'n eigen vader en moeder zijn." "Dat is zo," zegt Suzan, "ik heb
dat ook wel eens gedacht, maar toen heb ik mijn babyboek mogen zien en
toen wist ik zeker dat mijn moeder echt mijn moeder is." "Laten we nu
maar een spelletje gaan doen," zegt Bert, "dan zakt de boze bui van
Monique ook wel weer." Intussen ruimen Bas en Boris de troon op en al
gauw zijn de kinderen verdiept in een spelletje memory. Monique is nu
toch wel blij dat ze geen prinsesje is, want met "u" en "hoogheid"
aangesproken worden, is niet leuk.