Gebeden bij de derde zondag van de
veertigdagentijd
Inleiding:
In de eerste lezing van vandaag horen we hoe Mozes in de woestijn een
heel bijzondere ervaring had:
een ontmoeting met God, zo vertelt het boek Genesis
maar je kunt ook zeggen: een ontmoeting met zichzelf.
Hij was uit Egypte weggevlucht, weg van de ellende
waarin het Joodse volk daar verkeerde vanwege de slavernij.
En bij die ontmoeting, met God, met zichzelf,
ging hij opeens beseffen dat hij zijn handen uit de mouwen moest
steken,
dat hij het volk een betere toekomst moest gaan geven.
Hij zag dat eigenlijk helemaal niet zo zitten,
maar het besef dat hier een taak voor hem lag was zo overweldigend
dat hij er niet onder uit kon.
Hij moest namens God het volk wegleiden uit Egypte.
Zo'n ingrijpende ervaring als Mozes zullen de meesten van ons wel nooit
gehad hebben en nooit krijgen,
maar ook wij zijn geroepen om namens God goed te doen aan elkaar. Moge
deze viering ook voor ons een beetje een ontmoeting zijn met God,
waarin we meer dan anders beseffen wat van ons gevraagd wordt.
Openingsgebed
God van alle mensen,
U laat de zon opgaan over goede en kwaden,
U bent altijd bereid zonden begaan te vergeven.
Leg uw barmhartigheid ook in ons hart,
opdat wij niemand veroordelen en afschrijven,
maar iedere medemens, wie of wat hij ook is,
de kans geven op een goed en menswaardig bestaan.
Dat vragen wij U omwille van Jezus Christus,
die ons deze weg van liefde heeft voorgehouden en voorgeleefd.
Amen
Gebed over de gaven:
God van alle mensen, uw barmhartigheid gaat uit naar iedereen,
niemand wordt door U afgeschreven, ook de zondaars niet.
Nu wij ons welkom weten aan de tafel van Jezus
om verbondenheid met Hem en met elkaar te vieren,
bidden wij U: mogen wij gesterkt door brood en wijn,
bereid zijn tot breken en delen met ieder ander,
ook met degenen aan wie wij een hekel hebben.
Dat bidden wij U in Jezus' naam. Amen
Slotgebed
God van alle mensen,
U roept ons om in gemeenschap te leven
om in alle omstandigheden ieder het goede te gunnen en te geven.
Geef dat wij niet te vlug een beschuldigende vinger naar anderen
uitsteken
maar dat we eerst ons eigen akkertje nog eens goed omspitten,
goed bemesten en bewateren, opdat wij veel vruchten zullen dragen,
vruchten van saamhorigheid en dienstbaarheid,
van geduld en verdraagzaamheid.
Mogen wij zo op de goede weg verder gaan
naar uw beloofde land.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Voorbede
God, laat uw bevrijdende aanwezigheid voelen,
overal waar mensen te gemakkelijk worden afgeschreven
en geen kans krijgen zichzelf te bewijzen;
overal waar de zwakkeren steeds de dupe zijn
van onrechtvaardige praktijken van de sterken.
God, laat uw bevrijdende aanwezigheid voelen,
overal waar mensen het slachtoffer zijn van vooroordelen
en al bij voorbaat veroordeeld worden om hun gedrag;
overal waar mensen gedegradeerd worden tot tweederangs burgers
en geen kans krijgen op een betere positie in de samenleving.
God, laat uw bevrijdende aanwezigheid voelen
voor de armen en onderdrukten in de wereld
voor de velen die leven in de krottenwijken van de steden
voor minderheden wier rechten met de voeten getreden worden.
Mogen zij met onze hulp in staat zijn te bouwen aan een betere toekomst.
God, geef ons telkens nieuwe kansen
om goed te maken waar we tekort geschoten zijn,
om leed dat we anderen hebben aangedaan te verzachten,
om een positieve bijdrage te leveren aan uw rijk op aarde,
vandaag en alle dagen. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de derde zondag van de veertigdagentijd
DE SCHERVEN
Gisteren en alle dagen zijn voorbij,
begraven in de tijd.
Je kunt er niets meer aan veranderen.
Maar wat doen we met de scherven van gisteren?
Laten we ze liggen of moeten we ze helen?
Als we scherven laten liggen,
en er niets mee doen, is de kans groot
dat we ze steeds mee blijven dragen,
zodat ze ons dag na dag verwonden.
Willen we echter kunnen zeggen:
'Scherven brengen geluk', dan is
het onze taak de scherven op te pakken.
De goede stukken eruit halen,
om daarmee iets nieuws te maken.
Maar het is ook mogelijk
de scherven te helen door oprecht te vergeven.
Opnieuw vertrouwen te schenken,
de ander weer een nieuwe kans te geven.
DIE ANDER
Als ik wist wat in die ander leeft
zou ik dan nog durven oordelen;
als ik kon kijken in het hart van mijn medemens
zou ik dan beter begrijpen;
als ik zijn motieven kon doorgronden
zou ik dan gemakkelijker vergeven en vergeten;
als al mijn doen en laten openbaar gemaakt werd
zou ik dan niet beschaamd mijn hoofd buigen
en om vergiffenis vragen
alles weten is alles vergeven.
(SLOT)GEBED
God van mensen,
van mensen die klagen en jammeren,
van hen die opstandig zijn of lamgeslagen,
die dorstig en hongerig zijn of weldoorvoed,
van hen die U zoeken en van hen
die aan U geen boodschap meer hebben.
God van mensen,
die ons roept om in gemeenschap te leven
en om elkander te geven.
Geef dat we ons eigen akkertje nog eens goed omspitten,
goed bemesten en bewateren,
opdat wij veel vruchten zullen dragen,
vruchten van saamhorigheid en dienstbaarheid,
van geduld en verdraagzaamheid.
Mogen wij zo op de goede weg verder gaan
naar uw beloofde land.
WIE ZWIJGT STEMT TOE
Voor het slagen van het kwaad
is niets anders nodig
dan dat goede mensen niets doen.
Als goede mensen niets anders doen
dan voor hun gezinsleden zorgen,
hun sport beoefenen, televisie kijken
kunnen kwade krachten ongestoord
hun onzalige praktijken uitvoeren
de kwade krachten worden dan niet gehinderd
door de zogenaamde zwijgende meerderheid.
BEN IK MIJN BROEDERS HOEDER?
Twee handen schoon gebleven
door onpartijdigheid
wie durft ze uit te steken en noemen God gewijd?
Twee ogen uitgekeken
geen ander meer zien staan
wie zou ze durven sluiten en zo ten einde gaan?
Twee oren doof geworden voor andermans verdriet
wie zou daarmee nog horen een vrolijk Sabbathslied?
Met handen, ogen, oren door keuze vroeg of laat
herscheppen wij de aarde, tot alle goeds in staat.
GEBED
Barmhartige,
groot is uw medelijden,
groot uw trouw
en uw liefde is geduldig.
Wij danken U met heel ons hart.
Moge in ons omgaan met anderen
die liefde, die trouw,
dat medelijden en dat geduld doorklinken
en een bron van vreugde zijn.
GEBED OM VERGEVING
Uit de diepte roep ik,
vanuit de put en vanuit de goot.
Anderen hebben me afgeschreven,
doe Jij dat ook, God?
Als je gaat tellen
wat ik fout gedaan heb,
dan weet ik het ook niet meer,
kijk toch naar wat ik vanaf vandaag wil gaan doen.
Ik weet dat Jij dat doet,
daarom hoop ik op Jou.
Ik vertrouw op Jou, God,
want Jij vertrouwt mij.
Jij zult ons bevrijden.
Scherven en tranen
Een kindje had een vaas van duur kristal gebroken.
Scherven en tranen, alleen nog verdriet.
De moeder raapte de scherven op,
tilde haar kindje op de arm
en plukte bloemen in de tuin,
een heerlijke ruiker
in een mengeling van kleuren,
de armen van het kindje vol
op enkele bloemen
blonk een saffieren kindertraan.
En de moeder zei:
'Kindje huil niet meer,
de vaas diende alleen maar
om bloemen in te zetten.
Maar nu draag jij de bloemen
en ik draag jou!
Kom, we spelen 'vaas', jij en ik.
Zing je iets? gelukkig kind!
Als je groot bent zal ik je vragen: 'Wie is God?'
En je zal antwoorden:
'Iemand die scherven opraapt
als ik iets gebroken heb,
iemand die met mij bloemen plukt, die mij draagt,
die mij vraagt: Zing je iets?"
De bloementuin
Moela Nasroedin besloot een bloementuin aan te leggen, Hij
bemestte de grond en zaaide zaad van vele prachtige bloemen, Maar toen
het opkwam stond de tuin niet alleen vol met bloemen die hij gezaaid
had, maar werd de tuin ook overwoekerd door paardenbloemen.
Nasroedin vroeg tot in de wijde omtrek advies aan hoveniers en
probeerde iedere bekende methode uit om ze kwijt te raken, Alles
tevergeefs!
Ten slotte liep hij helemaal naar de hoofdstad om de koninklijke
hovenier in het paleis van de Sjeik te spreken en raad te vragen.
Deze wijze oude man had al ontelbaar vele hoveniers van advies gediend
en opperde verschillende remedies om de paardenbloemen te verdrijven,
Maar Moela had ze allemaal al een keer uitgeprobeerd en zonder succes.
En zo zaten ze een poosje zwijgend naast elkaar totdat de koninklijke
tuinman Nasroedin ten slotte aankeek en zei: "Nou, dan stel ik voor,
dat je leert om van paardenbloemen te houden."
De buitenkant
Joeri is na school met zijn vriend Ben meegegaan naar huis.
"Mag ik een kiwi, mam?", vraagt Ben.
"Ja, natuurlijk", zegt zijn moeder.
Joeri kijkt naar de bruine harige vrucht in Bens hand. Is dat een kiwi?
Het ziet er niet erg lekker uit. Zo'n rare kleur. En van die rare
haartjes erop.
Bens moeder snijdt de kiwi in twee stukken. Van binnen is het ding
groen. Er zitten zwarte pitjes in. Ben pakt een lepeltje en begint de
kiwi uit te lepelen. Joeri is nu toch wel een beetje nieuwsgierig.
"Mag ik ook een hapje?", vraagt hij.
Ben pakt een lepeltje voor zijn vriend. Hij geeft Joeri de andere helft
van zijn kiwi.
Joeri proeft voorzichtig. Fris en een beetje zoet smaakt het. Wel
lekker eigenlijk.
Bens moeder glimlacht.
"Lekker?", vraagt ze. Joeri knikt.
"Zo zie je maar', zegt Bens moeder, "je moet altijd verder kijken dan
het velletje!"
Joeri en Ben moeten er om lachen. Verder kijken dan het velletje. Dat
klinkt wel goed!
"Hoe was het op school?", vraagt Bens moeder.
"Er is een nieuwe jongen in de klas", vertelt Ben. "Hij heet Anton. Hij
ziet er wel vies uit. Allemaal rode vlekken in zijn gezicht en op zijn
handen. Dat is een ziekte, zei de meester. En het is niet vies. De
meester zegt dat we gewoon met hem kunnen spelen. Wij krijgen die
ziekte dan niet. Maar ik ga toch maar niet met hem spelen".
"Ik wel", zegt Joeri, "Ik ga morgen met hem spelen".
"En je kent hem niet eens?", zegt Ben.
"Jawel", zegt Joeri. "Hij woont bij ons in de straat. En hij heeft mij
geholpen. Gisteren waren er grote jongens. Ze wilden mijn voetbal
afpakken. Anton kwam er aan. Hij heeft me geholpen, zodat de jongens de
bal niet konden pakken".
"Vind je hem dan niet vies?", vraagt Ben.
"Jawel", zegt Joeri, "ik vind het er ook wel akelig uitzien. Maar hij
heeft me wel geholpen. Daarom ga ik met hem spelen".
Hij slikt het laatste hapje van zijn kiwi door.
"Je moet altijd verder kijken dan het velletje. Of niet soms?", zegt
hij dan.
terug naar de overweging