Gebeden op de derde zondag van de
paastijd
Inleiding:
Je wordt er niet vrolijk van als je kijkt
als je kijkt naar wat er gaande is in de kerk, die op het ogenblik
volop in het nieuws staat
in onze samenleving waar hooligans een voetbalwedstrijd dreigen te
verstoren,
in onze wereld waarin drugs zoveel slachtoffers maken.
Over dat soort zaken wordt ons uitgebreid geïnformeerd door de media,
over al die andere mensen die gewoon goed proberen te leven,
daar hoor je weinig of niets over, dat is geen interessant nieuws.
Over al die mensen die ondanks alle negatieve berichten
toch positief blijven denken en bij zichzelf zeggen:
en toch ga ik door op de weg waarvan ik denk dat het een goede is,
en toch blijf ik trouw aan die kerk, trouw aan de gemeenschap, die
mensen komen ook niet in de krant, maar gelukkig zijn die er wel,
en gelukkig zijn er heel velen die gewoon doorgaan op de weg
ons gewezen door die Jezus.
En in die mensen komt hij ook in onze tijd steeds weer tot leven,
als de man die ons weet te inspireren, die ons de weg wijst.
Gebed:
God van mensen, God in mensen, God door
mensen,
laat uw licht schijnen, ook door ons, waar duisternis heerst en de
juiste contouren van het leven vervagen,
spreek een woord van bemoediging, ook door ons, waar moedeloosheid en
machteloosheid een verlammende invloed hebben,
zet mensen in beweging, ook door ons, waar ze passief en lusteloos
geworden zijn.
Dat vragen wij U omwille van Jezus, de Levende,
voor hier en nu en altijd door. Amen
Gebed over de gaven:
God van mensen, God in mensen, God door mensen,
komt tot leven waar wij breken en delen het brood en de wijn ons
geschonken door Jezus, uw gezondene,
waar wij verbondenheid en saamhorigheid beleven en inhoud geven in de
omgang met elkaar.
Moge zo uw liefde voelbaar nabij zijn, in en door ons,
omwille van Jezus, de levende,
voor hier en nu en altijd door. Amen
Slotgebed:
God, wees onze mond als we alleen maar
kunnen stamelen.
Wees onze hand als onze armen tekort zijn.
Wees onze voeten als we niet verder kunnen.
Wees ons oog als we het niet meer zien zitten.
Wees ons hart als we gevoelloos worden.
Wees onze kracht als we machteloos voelen.
Wees ons lied als we alleen maar kunnen vloeken.
Wees onze rots als we omver geblazen dreigen te worden.
Wees met ons in Jezus, de Levende, vandaag en alle dagen. Amen
Voorbede:
Wij bidden om een geest van openheid
voor alle christelijke kerken en gemeenschappen
dat zij in Jezus eenheid en verbondenheid zoeken met elkaar,
om een wijsheid voor alle leiders van de christelijke kerken
dat zij iedereen de ruimte geven om zijn geloof in Jezus
op een eigen wijze te beleven en te vieren.
Wij bidden om vertrouwen
voor allen die actief betrokken zijn bij de kerk van Christus,
maar moedeloos worden door alle ontwikkelingen in die kerk;
om inspiratie en bezieling
voor hen die op allerlei terreinen in de parochies werkzaam zijn
maar steeds meer gaan twijfelen of hun inzet wel iets uithaalt.
Wij bidden om een groter geloof
voor allen die alleen maar oog hebben voor het kwaad in de wereld
en heel pessimistisch zijn geworden in hun toekomstverwachtingen;
om kracht en doorzettingsvermogen
voor hen die zich machteloos en moedeloos voelen;
en het gevoel hebben dat het toch allemaal niets uithaalt
als je goed probeert te leven.
Wij bidden om een nieuwe geest
voor allen die vastgeroest zijn in hun ideeën;
voor hen die, bang voor vernieuwingen, alles bij het oude willen laten
én voor hen die op hol slaan in hun vernieuwingsdrang;
om nieuw vuur
voor hen die onverschillig zijn geworden
en alle interesse voor Jezus' boodschap en voor zijn kerk verloren
hebben.
God onze Vader, schenk ons uw levengevende Geest,
opdat Jezus, uw zoon, levend blijft in ieder van ons,
in onze zorg en aandacht voor elkaar.
Dat vragen wij U omwille van hem
die nu leeft in uw glorie, tot in alle eeuwigheid. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij derde zondag van de paastijd
Mijzelf
Geloven dat ligt mij niet
m'n handen staan er niet naar
m'n hart klopt er niet naar
je leeft maar boven je macht
je gaat maar in tegen de draad van je bloed
je snijdt jezelf maar de pas af
gelovend ben ik een vis op het droge
een vogel zonder vleugels
een man zonder gezicht
je gaat er onderdoor
je slaat de hand aan jezelf
je maakt van je hart een moordkuil
nee geloven ligt me niet
ik wil wat voorhanden is
God is mij te ongrijpbaar
ik wil iets naar mijn hart
God is mij te riskant
wie gelooft verloochent zichzelf
alle menselijks is hem vreemd
hij is een schimmige gestalte
zijn handen zijn geen handen meer
zijn hart is geen hart meer
hij houdt op mens te zijn
nee het ligt me niet geloven
ik doe maar liever gewoon
ik blijf maar liever mezelf.
Zegen
God wees onze mond,
als we alleen kunnen stamelen.
God wees onze hand,
als onze armen te kort zijn.
God wees onze voet,
als we vastzitten.
God wees ons oog,
als we het niet meer zien.
God wees ons lied,
als we alleen maar kunnen vloeken.
God wees onze rots,
als we in de modder zitten.
God wees,
waar wij niet kunnen zijn.
De steenhouwer
Er was eens een man die stenen kapte uit een rots. Hij vond zijn werk
veel te zwaar en droomde dat hij rijk was.
En plotseling was hij rijk. Zo stond hij langs de weg toen er een
koning voorbij kwam, gezeten in een prachtige koets. 'Was ik maar
koning' dacht hij, 'dat zou nog mooier zijn.' En tevreden was hij niet.
Toen opeens was hij koning. Met veel ruiters en paarden reed hij in een
gouden koets door zijn rijk. Maar de koning begon te klagen over de
hete zon, die zijn gezicht schroeide. En tevreden was hij niet.
Hij zuchtte en dacht: 'Was ik de zon maar.' En hij had deze woorden nog
niet gezegd of hij was de zon. Nu strooide hij zijn gouden stralen over
de aarde. Totdat er een wolk kwam die zijn stralen tegenhield. 'Ik wou
dat ik zo machtig was als die wolken', dacht hij ontevreden.
En zo werd hij een wolk en kon hij de stralen van de zon opvangen en
breken. Maar de wolk viel in grote druppels naar de aarde en het water
stroomde woest over het land. Alleen een rots bleek machtiger dan het
water. Toen werd hij kwaad omdat de rots nog sterker was dan hij en
tevreden was hij niet.
Hij wilde liever een rots zijn. En ook dat gebeurde. Maar toen kwam er
een man met een scherpe beitel en grote hamer. Deze hakte in de rots om
er stenen van te maken. Toen dacht de rots ontevreden: 'Was ik die
steenhouwer maar.'
En het gebeurde. En elke dag deed de man zijn zware werk en was
tevreden.
Driemaal heb je God niet herkend
Met de winter voor de deur weegt het alleen zijn mevrouw Snelders
zwaar. Ze zou zo graag iemand te gast willen hebben voor wie ze kon
zorgen, met wie ze kon praten.
Op een nacht verscheen haar een engel. De engel vertelde dat ze bezoek
zou krijgen van een belangrijke gast. 'Wees attent en waakzaam', had de
engel gezegd.
De ochtend kon niet vroeg genoeg komen. Vol goede moed stond ze op en
begon haar huis schoon te vegen. Het was een bedrijvigheid. Plots
verstoorde de bel haar in haar werk. Dat is mijn gast, dacht ze en
rende naar de deur.
Voor haar stond een man, sjofel gekleed, met een lange vieze baard en
een kapotte broek. Bij de aanblik moest ze haast kokhalzen. De bedelaar
vroeg een boterham. Mevrouw Snelders verontschuldigde zich en zei: 'Ik
verwacht een belangrijke gast' en liet de deur in het slot vallen.
Na het vegen begon ze aan het klaarmaken van de maaltijd. Al snel siste
het vlees in de pan. En boven de keukengeluiden uit hoorde ze de
deurbel voor de tweede maal. 'Mijn gast', riep ze en stoof naar de
deur.
Voor haar stond een keurige dame die een bijdrage vroeg voor kansarme
kinderen in ontwikkelingslanden. 'u komt ongelegen, ik heb het druk',
zei mevrouw Snelders. Met een klik sloot de deur.
Nu begon ze met het klaarmaken van de tafel. Ze blonk het zilveren
bestek op en schikte de tafel. En terwijl ze daarmee bezig was, ging de
deurbel voor de derde maal. De pastoor stond aan de deur. Hij vroeg
haar medewerking voor het secretariaat van de parochie. Ze had er nu
geen tijd voor.
's Nachts verscheen de engel opnieuw. Hij zei: 'Driemaal heeft iemand
bij je aangebeld en stond de belangrijke gast voor je. Tot driemaal toe
heb je God niet herkend.'
Twee monniken
Er waren eens twee monniken, ze trokken de bergen in, hoe langer hoe
hoger, op zoek naar God, Op een gegeven moment zagen ze geen mensen en
geen huizen meer. Alleen nog vogels. En één van de vogels werd verliefd
op hen. Hij bleef bij hen, ook toen het koud werd en winter. Hij
dreigde te bevriezen.
De ene monnik zei:
'Vaarwel dan, lief vogeltje, het spijt me wel, maar ik moet hogerop,
naar God.'
De andere monnik zei:
'Schiet op, jij, weg, anders moet ik je nog naar beneden dragen,'
Maar ondanks zijn gevloek bleef de vogel. Ten slotte bracht hij dat
rotbeest naar beneden, naar het warme dal.
En toen hij dat deed, droeg hij ineens God in zijn handen,
Een kinderkaartje
"Een volwassenen en een kinderkaartje" zegt ze.
De buschauffeur geeft dat en zij betaalt.
Op de plaats naast haar zet ze een tas.
"Het is mooi weer," fluistert ze opzij.
"Zacht voor de tijd van het jaar."
Niemand antwoordt. Maar dat hoeft ook niet.
Zal er onderweg iemand instappen voor wie dat kaartje is gekocht?
Nee, maar dat wordt ook niet verwacht.
Het kind is er immers toch.
Ook al ziet alleen zij een meisje met blauwe ogen en een vrolijke lach.
De onzichtbare gast reist mee. De afwezige is er!
Al negen jaar lang.
Elke week gaat ze winkelen in het naburige dorp.
Een kopje thee drinken... Huiveren als het guur is...
Samen in de zon lopen als de zomer komt...
Een boek kopen, om elkaar later te vertellen hoe het was...
Een uur of twee, dat is de beste tijd om te gaan.
Dan zijn er weinig passagiers. Dat heeft ze ervaren.
Want niet iedereen begrijpt, dat een lege plaats bezet kan zijn.
Die ene chauffeur wel.
Als ze tot zijn passagiers behoort,
houdt hij in het spiegeltje boven zijn hoofd haar goed in het oog.
Als het nodig is roept hij: "Die plaats is gereserveerd".
En zijn stem duldt heel duidelijk geen tegenspraak.
Zoveel begrip als van hem, ervaart ze niet dikwijls.
De meeste mensen zeggen:
"Dat dochtertje is immers al negen jaar dood."
Hij niet.
Hij verkocht haar al meer dan vierhonderd kinderkaartjes.
Daarvoor heeft ze hem onlangs gedecoreerd.
Met woorden van goud.
Heel langzaam zei ze: "U bent een beetje van God..."
Gebed
God, U vraagt niet veel:
dat we van U houden
dat is genoeg
en U wilt niet veel:
dat we zijn en met wat we hebben
als oppasser voor elkaar
leven uit uw liefde.
God, U vraagt niet veel
dat is alles
God, help ons om een antwoord te zijn.
Y. Kingma
Gebed
Gelukkig wij
het woord gehoord
het brood gedeeld
gesterkt in liefde voor elkaar.
Gelukkig wij
die gaan van hier
en getuigen van uw Naam.
Wees ons nabij God
waar wij ook staan
op onze levensweg.
R. Mes
Gebed
God,
ik houd van gebaande wegen
van mijn geregelde leven
mijn klok en agenda
mijn bekende bestaan
God, help me
om de verrassing te zoeken
open te staan voor het nieuwe
om het roer om te gooien
om bevrijd te worden
van de sleur
van zo-is-het-altijd-geweest.
Voorbede
Bidden wij om openheid,
opdat wij horen en zien wat er rondom ons gebeurt.
Dat wij creatief omgaan met de dingen.
Bidden wij om moed,
opdat wij ons niet aanpassen
aan wat gebruikelijk of normaal is.
Dat wij creatief omgaan met het leven.
Bidden wij om kracht,
opdat wij oprecht
onze dromen durven volgen.
Dat wij creatief omgaan met onze talenten.
Zegenwens
God zal jou nabij zijn
als een onverwacht briesje
als een kaartje van een onbekende
als een 8 voor wiskunde
als een lantaarn op een donkere weg
als een herinnering aan vroeger
als een knipoog van een vriend
als een duwtje in de rug
als een bloem tussen brandnetels
als een brandnetel tussen bloemen
als een zucht van verlangen
als een vloek over onrecht
als een kink in de kabel
als een onverwacht vergezicht
als een vriend naast jou.
terug naar de overweging