Gebeden op de dertigste zondag door het
jaar
Inleiding:
Als vroeger een zoon van een rijke boer
thuis kwam
met een dochter van een arm keuterboertje,
dan was dat vragen om problemen.
Dat waren a.h.w. twee aparte werelden.
Als nu een de dochter van een wethouders thuis komt
met een Marokkaanse jongen,
dan loopt ze het risico thuis problemen te krijgen.
Alle tijden door zijn mensen vaak in vakjes gestopt,
en ieder moet in zijn eigen vakje blijven, ook als het gaat om trouwen.
En maar al te vaak gaat het gepaard met achterdocht,
met hoogmoed en verwaandheid van het zogenaamd betere vakje.
Maar onze wereld wordt alleen een leefbare samenleving
als we niet in vakjes denken maar in termen van gelijkheid en
verbondenheid.
Maar dat is wel gemakkelijker gezegd dan gedaan,
dagelijks zijn er wel berichten dat dit een heel moeilijke zaak is.
Toch is het goed om er over na te denken.
Openingsgebed
Goede God, Vader, Moeder van alle mensen,
U kent elke mens van binnenuit. U weet wat in ons leeft
en hoe gemakkelijk wij anderen veroordelen.
Wij vragen U: geef ons een hart dat luistert onbevooroordeeld naar uw
Woord en naar elkaar.
Geef dat de gezindheid van Jezus, die houding van dienstbaarheid,
ook steeds de onze mag zijn.
Dat vragen wij U voor vandaag en alle dagen. Amen
Amen.
Gebed over de gaven
Goede God, alle mensen zijn welkom aan
uw tafel,
als ze tenminste eerlijk zichzelf zijn en zich niet beter voordoen dan
ze zijn.
Geef dat wij, die hier uw gastvrijheid mogen ervaren,
ook uw gerechtigheid beoefenen in ons dagelijks leven
en ons zo gedragen dat anderen er beter van worden.
Mogen wij zo onszelf geven, zoals Jezus zichzelf gegeven heeft,
tot in de dood. Amen
Slotgebed
Goede God, Vader, Moeder van alle mensen.
Wij danken U voor onze verbondenheid met U en met elkaar
die wij in dit samenzijn mochten vieren.
En wij vragen U openheid voor het anders zijn van anderen
en de bescheidenheid van een mens die zijn eigen fouten kent;
help ons oprecht te leven en niet voor de schone schijn,
geef ons de taal die spreekt van hart tot hart,
opdat uw Geest ons samenbrengt, vandaag en alle dagen. Amen
Voorbede:
Wij bidden voor alle farizeeën van onze tijd,
voor hen die overtuigd zijn van eigen goedheid
en daarom zich ver verheven voelen boven anderen,
voor hen die geen oog hebben voor eigen tekorten
maar die van anderen dubbelgroot zien.
Mogen zij bescheidenheid leren
en mildheid in hun oordeel over medemensen.
Wij bidden voor alle tollenaars van onze tijd,
voor hen die weten dat ze fout zitten
maar niet in staat zijn hun leven te veranderen,
voor hen die hun leven lang gebrandmerkt zijn
door fouten die zij in het verleden begaan hebben.
Mogen zij niet afgewezen worden door de gemeenschap
en de kans krijgen een gewoon leven te leiden.
Wij bidden voor alle mensen onder op de maatschappelijke ladder,
voor hen die zich altijd de mindere voelen,
en gebukt gaan onder frustraties en depressies,
voor hen die in de goot van de maatschappij terecht gekomen zijn,
daklozen, zwervers, druggebruikers en illegalen.
Mogen ze toch medemensen ontmoeten
die hen hun gevoel van eigenwaarde terug geven.
Wij bidden voor alle missionarissen, waar ook ter wereld werkzaam,
voor allen die in woord en daad getuigen van Jezus' blijde boodschap,
dat zij niet alleen oog hebben voor de geestelijke noden van mensen
maar ook voor hun materiële en sociale problemen,
opdat zij juist als Jezus solidair zijn met de kleine en zwakke
medemens.
God, Vader van alle mensen,
help ons met eerbied en respect open te staan
voor al uw mensen, niemand uitgezonderd.
Mogen wij zo uw volk op aarde zijn,
vandaag en altijd. Amen.
Teksten, gebeden, gedichten bij de dertigste zondag door het jaar
Schuldbelijdenis
God van genade,
in het vertrouwen dat U er wilt zijn
voor de zondaar en de heilige,
voor de zelfgerechte en de berouwvolle, bidden wij tot U.
Meer dan eens
zien we de splinter in het oog van onze broeder,
terwijl we de balk in ons eigen oog niet voelen.
Meer dan eens
verachten we de tekortkomingen van onze zuster,
terwijl we onze eigen zwakheid
steeds weer weten te verontschuldigen.
Meer dan eens
zijn wij verontwaardigd
over de kwaadsprekerij van anderen, terwijl we ook zelf het roddelen
niet kunnen laten.
Meer dan eens
vergelijken we onszelf tevreden
met hen die zondiger zijn dan wij,
terwijl we vergeten
dat er ook velen beter zijn dan wij.
Vergeef ons deze kortzichtigheid, God, en geef ons de kracht
steeds weer een blik te wagen
in de spiegel die uw blijde boodschap ons voorhoudt.
Amen
(M. Houben)
Openingsgebed
Goede God,
Vader, Moeder van alle mensen,
U kent elke mens van binnenuit.
U weet wat in ons leeft
en hoe gemakkelijk
wij anderen veroordelen.
Wij vragen U:
geef ons een hart dat luistert onbevooroordeeld
naar uw Woord en naar elkaar.
Amen.
Als ik me beter voel
Als ik me beter voel dan jij,
hoe kan ik dan je broeder zijn of je zuster, hoe kan ik dan nog oog
hebben voor wie jij bent?
Als ik me beter voel dan jij
verlies ik jou, en dat is net wat God niet wou.
Slotgebed
Goede God,
Wij danken U
voor wat U ons in deze viering hebt gegeven. En wij vragen U openheid
voor het anders zijn van anderen
en de bescheidenheid van een mens
die zijn eigen fouten kent;
geef ons de taal die spreekt
van hart tot hart,
opdat uw Geest ons samenbrengt. Amen
(A. Hermans)
Blij zijn
Ik ben zo blij dat ik niet ben als de anderen.
Ik heb mijn zaakjes goed voor elkaar.
Het gaat goed op school, ik word niet gepest
en mijn ouders hebben geld genoeg.
Ik kom niets tekort.
Ik ben ook erg goed in sport.
Ik word altijd als eerste in een team gekozen.
Ik ben blij dat ik niet zo ben als die kneusjes.
Maar ja, dat is ook hun eigen schuld.
Ik doe goed mijn best
en dat heeft aan alle kanten resultaat.
Ik ben daar blij om
en ik weet dat het door mijzelf komt.
Ik ben gewoon goed.
Die ander
Als ik wist wat in die ander leeft zou ik dan nog durven oordelen
als ik kon kijken in het hart van mijn medemens zou ik dan beter
begrijpen
als ik zijn motieven kon doorgronden
zou ik dan gemakkelijker vergeven en vergeten
als al mijn doen en laten openbaar gemaakt werd zou ik dan niet
beschaamd mijn hoofd buigen en om vergiffenis vragen
alles weten is alles vergeven.
IK WEET IETS GOEDS VAN JOU
Zou de wereld niet beter zijn
als iedereen die ik ontmoet
zou zeggen: "Ik weet iets goeds van jou!"
Zoiets doet toch eigenlijk iedereen goed.
Zou het niet fantastisch heerlijk zijn
als iedere handdruk zeggen zou,
van harte en welgemeend:
"Zeg kind, ik weet iets goeds van jou!"
Zou het leven niet blijer zijn
als men het goede steeds prijzen zou?
Want werkelijk bij al het kwaad
is er zoveel goeds in mij en jou!
Zou het niet een fijne houding zijn
als iedereen denken zou:
"Jij weet een beetje goed van mij,
en ik, ik weet iets goeds van jou!
De tempel met de duizend spiegels
Een hond had van de tempel met de duizend spiegels gehoord.
Hij wist niet wat spiegels zijn, maar zijn verlangen om de tempel te
bezoeken was groot. Na een tocht van enkele weken kwam hij bij de
tempel. Hij liep de trappen op, en toen hij door de poort was gegaan,
keken uit duizend spiegels duizend honden naar hem. Dat verheugde hem
en hij kwispelde met zijn staart. Toen verheugden zich ook in de
spiegels duizend honden en kwispelden met hun staart. Hij verliet de
tempel met het bewustzijn: de wereld is vol met vriendelijke honden.
Van nu af aan ging hij dagelijks naar de tempel met de duizend spiegels.
Op een middag kwam een andere hond in de tempel met de duizend
spiegels.
Toen hij door de poort was gegaan, keken uit duizend spiegels duizend
honden naar hem. Hij werd bang, liet zijn tanden zien en gromde. Toen
gromden uit de spiegels duizend honden met ontblote tanden terug. De
hond trok zijn staart in en liep weg met het bewustzijn: De wereld is
vol met boze honden.
Nooit meer kwam hij terug naar de tempel met de duizend spiegels.
Over het water lopen
Meester Tapobaan had een leerling die hem onberispelijk diende. Alleen
om deze ijver en om zijn diensten behield de meester de volgeling die
hem voor het overige dom leek te zijn.
Op een dag werd er in de streek over niets anders meer gepraat dan over
Tapobaans leerling die men over het water had zien lopen. Hij was over
de rivier gekomen zoals men een straat oversteekt.
Tapobaan riep de leerling bij zich en vroeg: "Is het waar wat men van
je zegt? Is het waar dat je de rivier lopend bent overgestoken?"
"Wat is er toch natuurlijker," antwoordde de trouwe knecht, "dank zij
u, o gelukzalige, werd het mij gegund over het water te lopen. Bij elke
stap herhaalde ik uw gezegende naam en dat heeft me voor verdrinken
behoed..."
Meester Tapobaan meende: "Als het de leerling gegeven is over het water
te lopen, wat zal de meester dan wel niet kunnen. Als er in mijn naam
wonderen gebeuren, dan moet ik een kracht bezitten die ik niet ken en
een graad van heiligheid die ik al te veel onderschat heb. En op de
keper beschouwd, ik heb nog nooit geprobeerd de rivier over te steken
als was ze een straat."
Hij haastte zich zonder dralen naar de rivier. Hij aarzelde niet toen
hij zijn voet op het water zette, en met onwankelbaar geloof herhaalde
hij: "Ik, ik, ik..."
Maar hij zonk.
(Lanza del Vasto: De pelgrimstocht naar de bronnen: Diest. Pro Arte.
1948)
terug naar de overweging