Allerlei
Soms zou je wel even willen huilen.
Soms zou je wel even willen huilen
om de liefde die zo ongrijpbaar is
om de aanraking die zo wordt gemist
om de armen waarin je niet kunt schuilen.
  
Soms zou je wel even willen schreeuwen
om de pijn die zo eenzaam in je brandt
om de vragen die zo zijn gestrand
om de doofheid van de God der eeuwen.
  
Soms zou je wel even willen rusten
om de tederheid te zien in God
om vervulling die meer is dan het lot,
om aanvaarding dat meer is dan berusten.
Ik wil mijn handen voor je vouwen
Ik wil mijn handen voor je vouwen
om een weg te zien naar leven
om een wereld van vergeven
en een morgen van vertrouwen.
  
Ik wil mijn ogen voor je sluiten
om een land voorbij de tranen
om een hoop voorbij het wanen
en een weg te zien naar buiten.
  
Ik wil mijn lippen laten spreken
om een Koninkrijk van dromen
om de rust die dan zal komen
als het duister is geweken.
  
Ik zou je zo graag willen troosten
Ik zou je zo graag willen troosten
met woorden die weer inhoud geven
jouw dode hart weer laten leven
in zinnen, zorgvuldig uitgekozen.
Ik kan je niet bereiken.
  
Ik zou je zo graag willen helpen
in daden die jou verder brengen
gebaren die jouw leven lengen
maar het verdriet is niet te stelpen.
Ik kan je niet bereiken.
  
Daarom blijf ik voor je bidden, smeken, 
om de muren van je hart te slechten
om voor je ziel te kunnen verchten
je dode hart te kunnen brenken.
en Hij kan je bereiken.
Geef ons oog voor anderen
Geef ons een open oog voor anderen.
Wij leven vaak zo kil aan hen voorbij.
Wij kunnen toch hun leven niet veranderen,
met die gedachte spreken wij ons vrij.
  
Wij kunnen toch niet al de zorgen dragen
van heel de wereld, dat is veel te zwaar.
Er zijn er die niet anders doen dan klagen,
maar is de helft van al die dingen waar?
  
Wij hebben echt genoeg aan eigen zorgen,
het werk moet toch ook steeds op tijd weer klaar.
En wat te denken van de dag van morgen,
dan zijn die zorgen misschien extra zwaar.
  
Eerst moet het bij onszelf in orde zijn,
daarna zullen wij wel naar anderen vragen.
Zo laten wij hen alleen in hun pijn,
proberen niet hun last met hen te dragen.
  
Geef ons een open oog voor anderen, 
een hartelijk woord slechts maakt hen soms al blij.
Al kunnen wij hun leven niet veranderen,
wij zijn van onze naaste toch niet vrij.
Ik zou zo graag willen (Mieke Batenburg)
Ik zou zo graag willen,
Dat de rijken de armen voeden
Dat de honger in de wereld wordt gestild.
Dat er géén oorlogen meer woeden.
Dat er géén geld meer wordt verspild.
  
Ik zou zo graag willen,
Dat er eten is voor iedereen,
Dat er een dak is boven ieders hoofd.
Dat er alléén maar vreugde is en géén geween.
Dat de één de ander niet meer berooft!
  
Ik zou zo graag willen
Dat er niet zo velen moeten sterven.
Dat ieder de medicijnen betalen kan.
Dat we ons geweten niet hoeven te verbergen.
Dat in héél deze wereld,
een jongen kan worden; een mán!
  
Daarom wil ik U allen vragen,
Te bidden voor onze medemens.
En, gezamenlijk hun leed te dragen.
Dát is nu mijn grootste wens.
  
Daarom: Wens ik U het beste.
Liefde, vreugde en zo meer.
Laten wij, uit het rijke Westen.
Zorgen voor een goed beheer.
  
Van de aarde, ons gegeven,
Door onze Goede Lieve Heer.
Ieder mens heeft recht van leven.
Dán komt ook de vrede weer!
Parabel van de koude gezichten
Ik zag op straat koude gezichten, 
Op school koude gezichten
Op het werk koude gezichten
Overal koude gezichten
Jij en ik, koude gezichten.
Ik droomde ervan deze nacht.
Ik liep tussen een menigte van koude gezichten.
Uit de verte kwam plots
een man, die glimlachte
Tussen al die koude gezichten.
zijn gezicht werd steeds groter,
Zo groot dat er weldra niets meer te zien was
Dan een grote, lachende mond.
De menigte verdroeg dit niet
Dus sloegen ze hem dood.
Doch toen kwamen er meer gezichten die
glimlachten,
Ze glimlachten naar mekaar,
Ze glimlachten ook naar alle koude gezichten
En die koude menigte begon te glimlachen
Ze glimlachten naar mekaar,
Mensen, geweldig was dat,
één glimlachende wereld.
Ze lachten om kleine, alledaagse dingen
Tranen en verdriet werden vergeten
Want heel de wereld glimlachte.
De man die het eerst had gelachen, sprak:
"Het is volbracht!"
Ik werd glimlachend wakker.
Een Kunstwerk
Ons kleine mensenleven kent een vast patroon
van werken en van rusten, alles heel gewoon.
We leven in de regel met een grote regelmaat 
verwonderd als het anders , dan wij hopen gaat.
  
Het leven is een kunstwerk om de dagen heen
en vele levensdraden houden het bijeen.
Al die levensdraden zijn verbonden met elkaar. 
Het leven is een kunstwerk, jij de kunstenaar.
  
De grote draden houden de kleine op hun plaats
die graag een eigen weg gaan, dat heet: tegendraads.
Soms lijkt het op een warboel en ligt alles overhoop,
dan zoek je naar de eindjes die je vaster knoopt.
  
De mensen die je lief hebt door dik en dun vertrouwt, 
dat zijn de levensdraden waarop alles houdt.
Je gaven en talenten wat jij kunt en wat jij weet 
ontwikkelen het kunstwerk dat jouw leven heet.
  
Door ieder mensenleven loopt één rode draad
die alles bij elkaar houdt, geen moment loslaat.
't Is een heel dun lijntje dat een zin, een richting geeft 
en onze kleine werkjes tot één Kunstwerk weeft. 
  
  
(Marcel Zagers 7 mei 2002)
  
Lieg niet
Lieg asjeblief niet tegen me 
niet over iets groot, niet over iets anders, 
liever hoor ik het vernietigendste 
dan dat je liegt 
want dat is nog vernietigender. 
  
Lieg niet over de liefde 
iets dat je voelt of iets dat je zou willen voelen, 
liever word ik bedroefd 
dan dat je liegt 
want dat is nog bedroevender. 
  
Lieg niet tegenover gevaar 
want ik voel toch heel anders 
want wat ik gewaar word is waar 
of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker. 
  
Lieg niet tegenover ziekte 
liever kijk ik die diepte in 
dan dat ik mij verlies 
in één van die oude lieve verzinsels 
want daarmee verlies ik mij dieper. 
  
Lieg niet tegenover sterven 
want zo lang wij er nog zijn 
vind ik dat toegangsloze niet mededelen 
wat je denkt, erger en zoveel doder 
erger en zoveel doder. 
  
  
Niet voor niets
Mocht ik één helder lied horen van de merel, 
één wilde roos zien, kamperfoelie 
ruiken, en zon in het water zien schijnen, 
dan heb ik niet voor niets geleefd. 
  
Mocht ik één ogenblik voelen van 
bevrijdende dankbaarheid, 
voor alle goeds, mij geboden 
uit het hart van medemensen, 
dan heb ik niet voor niets geleefd. 
  
Mocht ik één druppel meedrinken 
uit de oceaan van lijden, 
en onpeilbare eenzaamheid van 
Jezus, de Nazarener, 
dan heb ik niet voor niets geleefd. 
  
Mocht ik één lichtje ontsteken van 
vrede, liefde en begrip, 
door mijn eigen zin, en streven om 
te groeien in geesteslicht, 
dan heb ik niet voor niets geleefd. 
  
  
Regenboog
Ze zeggen: als je anders bent 
dan hoor je er niet bij. 
Ze doen alsof je niemand bent 
als je niet bent als zij. 
  
Maar kijk eens naar de regenboog 
Zie jij het soms gebeuren 
dat van de zeven kleuren 
bijvoorbeeld rood of groen - 
er een niet mee mag doen? 
  
Nee, de een staat naast de ander 
en ze zijn, zoals je ziet 
steeds verbonden met elkander, 
Kunnen mensen dat dan niet? 
  
Ze zeggen: als je anders bent 
dan doe je niet normaal 
Ze wijzen naar je kleren en 
ze lachten om je taal. 
  
Ze zeggen: als je anders bent 
dan kun je beter gaan. 
Alsof je nooit geboren bent - 
dat is toch geen bestaan. 
Uit de klei
Uit de klei van moeder aarde 
is een mens tot mens gekneed, 
en God raakt hem met zijn adem 
als een vuur dat leven smeedt. 
  
In beton en glas en ijzer 
lijkt een mens zo breekbaar klein, 
maar de mensen mogen wijzer, 
dan de hele aarde zijn. 
  
Want de aarde heeft geen handen 
en de steden gaan niet dood, 
enkel mensen kunnen anders, 
enkel mensen delen brood. 
  
Wie zijn adem niet wil halen, 
niet wil trekken in zijn mond, 
die moet met zijn hart betalen 
want hij komt niet van de grond. 
  
Alle aarde is maar aarde, 
maar een mens is vlees en bloed, 
geef mij adem op mijn aarde 
die mij dieper leven doet. 
Zeg neen
Jij, man aan de machine en man in de werkplaats. Wanneer ze je morgen
bevelen dat je geen kranen en geen ketels meer moet maken, maar helmen
en machinegeweren, dan is er slechts een ding: zeg neen. 
Jij, meisje, achter het bureau en achter de toonbank. Als ze je morgen
bevelen dat je granaten moet vullen en kijkers moet monteren voor
scherpschuttersgeweren, dan is er slechts een ding: zeg neen. 
Jij, eigenaar van een fabriek. Als ze je morgen bevelen, je moet i.p.v.
poeder en cacao kruit verkopen, dan is er slechts een ding: zeg neen. 
Jij, onderzoeker in het laboratorium. Als ze je morgen bevelen dat je
een nieuwe dood moet uitvinden tegen het oude leven, dan is er slechts
een ding: zeg neen. 
Jij, dichter in je kamer. Als ze je morgen bevelen om haatlie- deren te
schrijven, dan is er slechts een ding: zeg neen. 
Jij, arts in het ziekenhuis. Als ze je morgen bevelen om mensen goed te
keuren voor de oorlog, dan is er slechts een ding: zeg neen. 
Jij, dominee, priester op de preekstoel, als ze je morgen bevelen om de
moord te zegenen en de oorlog heilig te spreken, dan is er slechts een
ding: zeg neen.
Jij, kapitein op het schip. Als ze je morgen bevelen dat je geen tarwe
moet transporteren, maar kanonnen en tanks, dan is er slechts een ding:
zeg neen.
Jij, piloot op het vliegveld. Als ze je morgen bevelen om bommen te
werpen dan is er slechts een ding: zeg neen.
Jij, kleermaker in je werkplaats. Als ze je morgen bevelen om uniformen
te maken, dan is er slechts een ding: zeg neen.
Jij, rechter achter je rechtertafel. Als ze je morgen bevelen om naar
het krijgsgerecht te gaan, dan is er maar een ding: zeg neen.
Jij, moeder in Nederland, in Duitsland en Frankrijk, en overal op de
wereld. Moeders van alle landen, als ze jullie morgen bevelen om
kinderen te baren, voor oorlogslazaretten en nieuwe soldaten voor
gevechten, moeders in deze wereld, dan is er slechts een ding: zeg
neen. Moeders zeg neen!
Want, als jullie geen neen zeggen, moeders dan zal de laatste mens
geslagen en getekend door al het lijden, met verpeste longen en
bloedende wonden, eenzaam over een stinkende aarde zwerven, strompelend
over wegen vol met puin, tussen massagraven de laatste mens,
waanzinnig, klagend en angstig en vragend

 
Hebben en zijn
Op school stonden ze op het bord geschreven, 
het werkwoord 'hebben' en het werkwoord 'zijn'; 
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven, 
de ene werkelijkheid, de and're schijn. 
  
'Hebben' is niets. Is oorlog. Is niet leven. 
Is van de wereld en haar goden zijn. 
'Zijn' is boven de dingen uitgeheven, 
vervuld worden van goddelijke pijn. 
  
'Hebben' is hard. Is lichaam. Is twee borsten. 
Is naar de aarde hongeren en dorsten. 
Is enkel zinnen, enkel botte plicht. 
  
'Zijn' is de ziel, is luisteren, is wijken, 
is kind worden en naar de sterren kijken, 
en daarheen langzaam worden opgelicht. 
  
  
Klein begonnen 
Wie heeft er tegenwoordig nou nog idealen? 
Wie gaat er voor zijn ideeën aan de slag? 
Nu je niet eens je hypotheek meer kunt betalen 
En de benzineprijzen stijgen met de dag 
  
Wie neemt er nog de moeite zich te verbazen? 
Over de haast waarmee we naar de bliksem gaan 
Alleen een aantal onverbeterlijke dwazen 
Die eisen dat daar nou eens wat aan wordt gedaan 
  
Want je moet toch gek zijn om te durven blijven dromen 
Over een maatschappij die toekomstkansen heeft 
Enfin, dus zal het van de gekken moeten komen 
Of deze wereld ons normaal zijn overleefd 
  
Wie maakt er zich nog druk over hongerige landen? 
Waar zoveel kinderen creperen ieder uur 
Wanneer je bij het maal met lange tanden 
Gehakt moet eten want een biefstuk wordt te duur 
  
Wie durft er toe te geven dat de tijd gaat dringen? 
Dat alles om ons heen verloedert en vervuilt 
Zolang in dode bossen toch nog vogels zingen 
En op het was altijd nog een zeehond huilt 
  
Want je moet gek zijn om te durven blijven dromen 
Dat menselijke stommiteit zijn grenzen heeft 
Enfin, het zal wel van de gekken moeten komen 
Of deze wereld ons normaal zijn overleefd 
  
Wie heeft er nog het lef een nieuwe boom te poten? 
Of wie begint er nog met liefde aan een kind? 
Alleen dat soort niet klein te krijgen idioten 
Dat weigert om normaal te zijn en doof en blind 

 
Luilekkerland
Ik heb je nooit luilekkerland beloofd,
een plaats van slapen, luieren en eten.
Ik heb je wel een nieuwe wereld toegezegd.
Maar niet vanzelf, dat lijk je te vergeten.
Want jij verwijt mij dat het zo lang duurt.
Maar, waar blijf je? Ik heb je toch gestuurd?
  
Ik heb je nooit een toverstaf beloofd,
waarmee je alle onrecht kunt voorkomen.
Ik heb je wel mijn geest gegeven,
mijn kracht om zelf te werken aan je dromen.
Gebruik die kracht, dan speel je heel wat klaar.
Je hebt me toch, zo maken wij het waar.
  
Droom met de hand aan de ploeg.
Droom van vriendschap, de rest van je dagen.
Droom van het leven, van goede gezondheid.
Droom van het beste voor heel je gezin.
Droom van zorg en liefde voor elkaar.
Droom van vrede, overal op aarde.
Droom van opbouw, niet van afbraak.
Droom van een plek, een thuis voor ieder.
  
Maar als je droomt, droom dan niet in bed.
Droom met de hand aan de ploeg.
En bid, dat God je kracht geeft,
te bidden, te werken voor je droom.
Wie wil dat niet? (Paul van Vliet)
Wie wil dat niet: een schone lei 
Geen zak met ballast meer zwaar om je nek. 
Maar je kop in de wind als een vogel zo vrij 
je leven op orde en jij op je plek. 
Ja, wie wil dat niet?
  
Wie wil dat niet: weg van de tijd
Geen dikke stapels meer van 'nog te doen'
Alles anders en nieuw, schoon en bevrijd
Met dat lentegevoel van het sappigste groen
Ja, wie wil dat niet?!
  
Wie wil dat niet: alles weg wat je hindert 
van jaren bewaren wat je mee hebt gesleept
naar huizen en steden die last van 't verleden 
wie wil dat niet dat dat weg wordt gestreept?
  
Wie wil dat niet:dat wat je remt 
wat je dagen verduistert, je nachten verblindt 
wat je doen en je laten benauwt en beklemt, 
je toekomst blokkeert Alles weg met de wind! 
Ja, wie wil dat niet!
Al zwijgen de mensen
Al zwijgen de mensen
de bergen zwijgen niet 
zij tonen ons het rotsvast geheim 
dat er een grond van leven moet zijn 
zij bewaren voor ons het oergeheim 
dat wij in God geborgen zijn. 
  
Al zwijgen de mensen 
de bomen zwijgen niet 
zij zingen ons het kwetsbaar geheim 
dat er een kracht tot leven moet zijn. 
  
Al zwijgen de mensen 
de vogels zwijgen niet 
zij zingen ons het kwetsbaar geheim 
dat er adem tot leven moet zijn. 
  
Al zwijgen de mensen 
de wateren zwijgen niet 
zij tonen ons 't verfrissend geheim 
dat er een bron van leven moet zijn. 
  
Al zwijgen de mensen 
de dieren zwijgen niet 
zij leren ons het veilig geheim 
dat er behoud van leven moet zijn. 
  
Al zwijgen de mensen 
de kinderen zwijgen niet 
zij dromen ons het eeuwig geheim 
dat ons leven een wonder moet zijn. 
  
  
Ik zou wel eens willen weten 
Ik zou weleens willen weten 
waarom doen mensen elkaar pijn? 
Zou het misschien komen 
door verschillende dromen 
en misschien, de huidige tijd ? 
  
Ik zou weleens willen weten 
waarom doen we elkaar zo'n verdriet? 
Is dat misschien 
omdat we niet zien 
hoe een ander zijn leven ziet? 
  
Ik zou weleens willen weten 
waarom we zo gericht zijn op "ik" 
en voorbijgaan aan de pijn
of hoe het kan zijn 
als je kijkt met een ruimere blik? 
  
Kijk om je heen 
en voel dan meteen 
wat een ander ervaart hoe het is. 
En vergeet dan es niet 
als je het ziet, dat verdriet 
dat een luisterend oor 
wonderen kan doen hiervoor; 
Voor de pijn, het verdriet van die ander. 
Taalhuis 
Wij wonen in het huis van de taal 
wij leven van de woorden 
zij zijn ons dagelijks brood. 
- Wij worden gedragen door ons spreken 
en wij zoeken partners voor een gesprek 
zelfs God wordt in ons spreken betrokken 
hoewel de stilte zijn handelsmerk is - 
Wij maken ramen en deuren 
gaan in en uit ons huis 
- de wereld krijgt kleur -
herinnering en toekomst vallen samen 
wij zien wat we reeds wisten 
voortdurend zijn wij echo 
van een spreken dat ouder is. 
De taal geeft ons niet alleen wonen 
ons leven hangt ervan af 
want wat zouden dood en leven zijn 
als wij er geen namen aan gaven 
als wij hulpeloos stamelen 
zonder houvast aan woorden 
zonder horizon van verstaan 
zonder afgrond als bedreiging aan onze voeten 
zonder nacht en dag 
zonder zien in lagen, 
en weten dat het altijd zo zal zijn?